Reactie POV op aanmeldingen beëindigingsregeling
Ruim 1.200 veehouderijlocaties (peildatum 4 december 2023)...
LNV-minister Piet Adema en NSC-woordvoerder Harm Holman vonden elkaar op 10 april 2024 in het mestdebat in de Tweede Kamer. Frames en onwaarheden over de veehouderij werden op activistische toon naar buiten gebracht. Nuance en redelijkheid waren zoek. Uit onderzoek van Zest Marketing in januari 2024 blijkt dat een groot deel van de Nederlandse bevolking, waaronder de achterban van NSC, een dergelijke houding tegen de Nederlandse boeren niet waarderen.
Het Tweede Kamerdebat op 10 april had moeten gaan over de acute problemen op de mestmarkt. Deze zijn veroorzaakt door een snelle, doelbewuste opeenstapeling van overheidsbeleid, waardoor veel boeren acuut in de problemen zijn gekomen. Met frames en onwaarheden worden de politieke keuzes verdedigd door LNV-minister Adema èn NSC-landbouwwoordvoerder Harm Holman. Met activistisch en polariserend woordgebruik gaven beide heren hun mening over export en transport van varkens- en varkensvlees.
Hieronder volgt een aantal uitgesproken frames en onwaarheden, alsmede de mening van Nederlanders en specifiek de NSC-achterban over het thema. De meningen van de politieke achterbannen zijn gepeild in januari 2024 door Zest Marketing.
Over het opinieonderzoek 2024 Zest Marketing bevroeg in januari 2024 de achterbannen van politieke partijen naar hun mening over vlees en de veehouderij. Aan dit onderzoek deden bijna 3.000 mensen mee. Dit opinie-onderzoek is in 2021 gestart en is nu drie keer uitgevoerd. De achterban van NSC werd deze keer voor het eerst gepeild. |
NSC-woordvoerder Holman wil af van de “jaarlijkse export van biggen en verre export van slachtvarkens”. Adema spreekt over het “zeulen met dieren door Europa”. Dat de meeste biggen naar Duitsland gaan, wordt niet benoemd en dat ook Spaanse varkenshouders graag Nederlandse biggen in hun stallen willen evenmin. De gezonde kwaliteitsbiggen uit Nederland zijn gewild in heel Europa. Dat deze biggen worden vervoerd middels hoogwaardig transport wordt ook niet verteld, noch dat daar streng op wordt gecontroleerd. Wel wordt het frame “dieronwaardig” gezet door Holman.
Feit is dat 90% van de slachtvarkens naar Duitsland gaat, veelal naar slachthuizen direct over de grens, een klein deel naar België, Spanje en Italië. Het frame van ‘verre export’ is onwaar. De bewering van Adema “dat we hier varkens mesten, ze transporteren naar Italië en ze terughalen als parmaham” klopt niet. Slechts 1,7% wordt geëxporteerd naar Italië.
Belangrijker is echter, hoe de Nederlandse bevolking erover denkt en de achterban van NSC. Delen die de mening van hun politieke voormannen?
Uit het opinieonderzoek: Nederlandse bevolking en NSC-achterban denken EuropeesUit het opinie-onderzoek blijkt dat de Nederlandse bevolking en de NSC-achterban Europees denken. Dit in tegenstelling tot LNV-minister Adema en NSC-woordvoerder Holman. Slechts 9 tot 10% van de Nederlandse bevolking vindt produceren voor de Europese markt onaanvaardbaar. Onder de achterban van NSC ligt dit zelfs nog wat lager: 7%. Zie figuren 1 en 2. Het overgrote deel van de Nederlanders en specifiek de NSC-achterban vindt dat markt die in Nederland verdwijnt, niet mag worden opgevuld met vlees met lagere standaarden. Nederland is naast exporteur, ook een grote importeur van vleesproducten. Slechts 16% van de Nederlanders vindt zoiets aanvaardbaar (bij de NSC-achterban is dit 14%). Zie figuur 3. Figuur 1. Afzetmarkt binnen straal 800 km Figuur 2. Afzetmarkt binnen Europa
Figuur 3. Innemen wegvallende Nederlandse markt |
"Voer komt uit Zuid-Amerika" is een vaak gehoorde uitspraak van Holman, ook weer tijdens het debat. Ook dit is niet waar. Holman doelt hier op soja uit Zuid-Amerika. In biggenvoer (ongeveer 4% van totale Nederlandse mengvoerafzet) wordt hoogwaardig soja-eiwit verwerkt, naast een reeks andere eiwitbronnen. De hoeveelheid sojameel voor Nederlandse biggenvoeders heeft een omvang van een half oceaanschip (30.000 ton) per jaar.
In Nederland wordt ongeveer 1,5 miljoen ton sojaschroot verwerkt in diervoeders. Ongeveer 10% van de wereld-soja-productie gaat naar Europa. De Nederlandse diervoersector koopt 0,04% van de wereldproductie. De Nederlandse diervoederindustrie neemt al bijna 20 jaar het voortouw in de certificering van duurzaam geproduceerd sojameel. Die certificering is internationaal en moet ontbossing tegengaan en bijdragen aan goede landbouwpraktijken en sociale omstandigheden voor de producenten. Dit aspect wordt uiteraard niet benoemd.
De bewering dat Nederlandse biggen aan de basis staan van “inslepen van voer uit Zuid-Amerika” is pertinent onjuist.
LNV-minister Adema en NSC-woordvoerder Holman willen “schuiven met sectorale productieplafonds, om de ene sector harder te laten krimpen dan de andere”. Daarbij benoemen zij onder andere de varkenshouderij. Feiten en deugdelijke argumenten ontbreken, met frames en activisme wordt progressief links beleid gevoerd tegen groepen veehouders. Alleen progressief links weet een dergelijke opstelling te waarderen, blijkt uit het onderzoek van Zest Marketing (zie figuur 4). De achterbannen van politieke partijen is gevraagd of de vleessector voldoende waardering krijgt vanuit de overheid en politiek.
Dat de varkenshouderij fors heeft bijgedragen aan de stikstof en fosfaatreductie, en al jarenlang onder het afgesproken stikstof- en fosfaatplafond zit, wordt niet benoemd. Ook wordt niet vermeld dat er een pakket afspraken ligt tussen overheid, varkenshouderij en ketenpartners: het Actieprogramma Vitale Varkenshouderij. Met frames en onwaarheden worden afspraken van gisteren, vandaag alweer overruled vanuit de politieke Haagse toren.
Wat vindt de Nederlandse bevolking en specifiek de NSC-achterban van een dergelijke opstelling?
Uit het opinieonderzoek: Huidig veehouderijbeleid alleen gewaardeerd door ‘links progressief’Krijgt de vleessector voldoende waardering van overheid en politiek? Bij de achterban van D66, Groen Links/PvdA en Volt (linker vleugel) vindt slechts 25% van niet. Driekwart heeft geen moeite met de behandeling van veehouders door politici en overheid, of schaart zich daar achter. De achterban van NSC vindt echter in hoge mate dat de vleessector onvoldoende waardering krijgt van overheid en politiek (85%). Dit is evenveel als bij de partijen PVV, SGP, BBB en VVD. Zie figuur 4. De aanpak van LNV-minister Adema en NSC-woordvoerder Holman sluit goed aan bij de achterbannen van D66 / GroenLinks/PvdA en Volt. Echter niet bij achterban van NSC en de meerderheid van de Nederlandse bevolking. Een vergelijkbare uitkomst zien we bij het beeld dat media verspreiden volgens de publieke opinie. 33,5% van de achterbannen van D66 / GroenLinks/PvdA en Volt vindt dat media een te negatief beeld schetsen van de vleessector. Tegenover een grote meerderheid (71%) van de achterban van NSC. Zie figuur 4. Figuur 4. Overheid en politiek Figuur 5. Media.
|
Wij roepen LNV-minister Adema en het NSC op te stoppen met de uitvoering van links progressief beleid tegen de veehouderij. Dit is niet wat het merendeel van de Nederlandse kiezers wil.